Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 37:1-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Van David.Wees niet afgunstig op de bedrijvers van ongerechtigheid,benijd niet wie onrecht plegen;

2. want zij verdorren snel als het gras,en verwelken als het groene kruid.

3. Vertrouw op de Here en doe het goede,woon in het land en betracht getrouwheid;

4. verlustig u in de Here;dan zal Hij u geven de wensen van uw hart.

5. Wentel uw weg op de Here en vertrouw op Hem,en Hij zal het maken;

6. Hij zal uw gerechtigheid doen opgaan als het licht,en uw recht als de middag.

7. Wees stil voor de Here en verbeid Hem;wees niet afgunstig op wie zijn weg voorspoedig maakt,op de man die boze plannen smeedt.

8. Sta af van toorn en laat de grimmigheid varen,wees niet afgunstig – dat sticht louter kwaad.

9. Want boosdoeners worden uitgeroeid,maar wie de Here verwachten, zij zullen het land beërven.

10. Immers nog een wijle, en de goddeloze is niet meer;als gij let op zijn plaats, dan is hij niet meer;

11. maar de ootmoedigen beërven het landen verlustigen zich in grote vrede.

12. De goddeloze smeedt boze plannen tegen de rechtvaardigeen knarst de tanden tegen hem;

13. de Here belacht hem,want Hij ziet, dat zijn dag komt.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 37