Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 36:4-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. De woorden van zijn mond zijn onheil en bedrog,hij laat na verstandig en goed te handelen;

5. op zijn legerstede beraamt hij onheil,hij stelt zich op een weg die niet goed is;wat kwaad is, verwerpt hij niet.

6. Here, hemelhoog is uw goedertierenheid,uw trouw reikt tot de wolken;

7. uw gerechtigheid is als de bergen Gods,uw gericht is een geweldige watervloed.Mens en dier verlost Gij, Here.

8. Hoe kostelijk is uw goedertierenheid, o God;daarom schuilen de mensenkinderenin de schaduw uwer vleugelen;

9. zij laven zich aan het vette van uw huis,Gij drenkt hen met de stroom van uw liefelijkheden.

10. Want bij U is de bron des levens,in uw licht zien wij het licht.

11. Bestendig uw goedertierenheid voor wie U kennen,en uw gerechtigheid voor de oprechten van hart.

12. Laat de trotse voet over mij niet komen,noch de hand der goddelozen mij doen vlieden.

13. Daar zijn de bedrijvers van ongerechtigheid gevallen;zij zijn neergestoten en kunnen niet opstaan.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 36