Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 36:1-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Voor de koorleider. Van David, de knecht des Heren.

2. De zonde spreekt tot de goddeloze diep in zijn hart;– geen vrees voor God staat hem voor ogen –

3. want zij vleit hem in zijn eigen ogen,totdat men zijn ongerechtigheid ontdekt en haat.

4. De woorden van zijn mond zijn onheil en bedrog,hij laat na verstandig en goed te handelen;

5. op zijn legerstede beraamt hij onheil,hij stelt zich op een weg die niet goed is;wat kwaad is, verwerpt hij niet.

6. Here, hemelhoog is uw goedertierenheid,uw trouw reikt tot de wolken;

7. uw gerechtigheid is als de bergen Gods,uw gericht is een geweldige watervloed.Mens en dier verlost Gij, Here.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 36