Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 34:9-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Smaakt en ziet, dat de Here goed is;welzalig de man die bij Hem schuilt.

10. Vreest de Here, gij, zijn heiligen,want wie Hem vrezen, hebben geen gebrek.

11. Jonge leeuwen lijden ontbering en honger,maar wie de Here zoeken,hebben geen gebrek aan enig goed.

12. Komt, kinderen, luistert naar mij,ik zal u de vreze des Heren leren.

13. Wie is de man die het leven begeert,vele dagen wenst om het goede te genieten?

14. Bewaar uw tong voor het kwadeen uw lippen voor het spreken van bedrog;

15. wijk van het kwade en doe het goede,zoek de vrede en jaag die na.

16. De ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen,en zijn oren tot hun hulpgeroep;

17. het aangezicht des Heren is tegen hen die kwaad doen,om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien.

18. Roepen zij, dan hoort de Here,en Hij redt hen uit al hun benauwdheden.

19. De Here is nabij de gebrokenen van harten Hij verlost de verslagenen van geest.

20. Talrijk zijn de rampen van de rechtvaardige,maar uit die alle redt hem de Here;

21. Hij behoedt al zijn beenderen,niet één daarvan wordt gebroken.

22. Het onheil doodt de goddeloze,en wie de rechtvaardige haten, zullen ervoor boeten.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 34