1. Van David, toen hij zich bij Abimelek als een waanzinnige gedroeg, zodat deze hem wegjoeg, en hij heenging.
2. Ik wil de Here te allen tijde prijzen,bestendig zij zijn lof in mijn mond.
3. In de Here beroeme zich mijn ziel;laten de ootmoedigen het horen en zich verheugen.
4. Maakt met mij de Here groot,en laat ons tezamen zijn naam verheffen.