Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 34:1-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Van David, toen hij zich bij Abimelek als een waanzinnige gedroeg, zodat deze hem wegjoeg, en hij heenging.

2. Ik wil de Here te allen tijde prijzen,bestendig zij zijn lof in mijn mond.

3. In de Here beroeme zich mijn ziel;laten de ootmoedigen het horen en zich verheugen.

4. Maakt met mij de Here groot,en laat ons tezamen zijn naam verheffen.

5. Ik zocht de Here en Hij antwoordde mij,Hij redde mij uit al mijn verschrikkingen.

6. Zij schouwen naar Hem en stralen van vreugde,en hun aangezicht zal niet schaamrood worden.

7. Deze ellendige hier riep en de Here hoorde,Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden.

8. De Engel des Heren legert Zichrondom wie Hem vrezen, en redt hen.

9. Smaakt en ziet, dat de Here goed is;welzalig de man die bij Hem schuilt.

10. Vreest de Here, gij, zijn heiligen,want wie Hem vrezen, hebben geen gebrek.

11. Jonge leeuwen lijden ontbering en honger,maar wie de Here zoeken,hebben geen gebrek aan enig goed.

12. Komt, kinderen, luistert naar mij,ik zal u de vreze des Heren leren.

13. Wie is de man die het leven begeert,vele dagen wenst om het goede te genieten?

14. Bewaar uw tong voor het kwadeen uw lippen voor het spreken van bedrog;

15. wijk van het kwade en doe het goede,zoek de vrede en jaag die na.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 34