Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 18:39-51 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

39. ik verpletterde hen, zodat zij niet konden opstaan,zij vielen onder mijn voeten.

40. Gij hebt mij aangegord met kracht tot de strijd,Gij deedt onder mij bukken wie tegen mij opstonden;

41. Gij deedt mijn vijanden mij de rug toekeren,en mijn haters verdelgde ik.

42. Zij riepen om hulp, maar niemand redde,tot de Here, maar Hij antwoordde hun niet;

43. toen vermaalde ik hen als stof voor de wind.Ik goot hen uit als slijk van de straten.

44. Gij deedt mij ontkomen aan de twisten van het volk,Gij steldet mij tot hoofd der natiën;volken die ik niet kende, werden mij dienstbaar;

45. nauwelijks hadden zij van mij gehoord,of zij gehoorzaamden mij;vreemden veinsden onderdanigheid tegenover mij.

46. Vreemden verloren hun krachten verlieten bevend hun burchten.

47. De Here leeft. Geprezen zij mijn Rots,en verhoogd zij de God mijns heils,

48. de God, die mij wraak heeft verleend,die volken onder mij gebracht heeft,

49. die mij van mijn vijanden heeft gered.Ja, Gij hebt mij verhoogd boven hen die tegen mij opstonden,Gij hebt mij gered van de geweldenaar.

50. Daarom loof ik U, o Here, onder de volkenen wil ik uw naam psalmzingen.

51. Hij schenkt zijn koning grote uitreddingen,en betoont trouw aan zijn gezalfde,aan David en zijn nageslacht voor altijd.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 18