37. Gij hebt mij ruimte gegeven voor mijn schreden,en mijn enkels wankelden niet.
38. Ik vervolgde mijn vijanden om hen te achterhalen,en liet niet af, eer ik hen had vernietigd;
39. ik verpletterde hen, zodat zij niet konden opstaan,zij vielen onder mijn voeten.
40. Gij hebt mij aangegord met kracht tot de strijd,Gij deedt onder mij bukken wie tegen mij opstonden;
41. Gij deedt mijn vijanden mij de rug toekeren,en mijn haters verdelgde ik.
42. Zij riepen om hulp, maar niemand redde,tot de Here, maar Hij antwoordde hun niet;
43. toen vermaalde ik hen als stof voor de wind.Ik goot hen uit als slijk van de straten.