Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 18:20-34 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

20. Hij leidde mij uit in de ruimte.Hij redde mij, omdat Hij welgevallen aan mij had.

21. De Here deed mij naar mijn gerechtigheid,naar de reinheid mijner handen vergold Hij mij,

22. want ik heb de wegen des Heren gehoudenen ben niet goddeloos afgeweken van mijn God.

23. Want al zijn verordeningen stonden mij voor ogenen zijn inzettingen deed ik niet van mij weg,

24. maar ik was onberispelijk jegens Hem,en wachtte mij voor ongerechtigheid.

25. De Here heeft mij vergolden naar mijn gerechtigheid,naar de reinheid mijner handen vóór zijn ogen.

26. Jegens de getrouwe toont Gij U getrouw,jegens de onberispelijke toont Gij U onberispelijk,

27. jegens de reine toont Gij U rein,maar jegens de verkeerde toont Gij U een tegenstander.

28. Gij toch verlost het ellendige volken vernedert de hovaardige ogen.

29. Gij toch doet mijn lamp schijnen,de Here, mijn God, doet mijn duisternis opklaren.

30. Met U immers loop ik op een legerbende inen met mijn God spring ik over een muur.

31. Gods weg is volmaakt;des Heren woord is zuiver.Hij is een schild voor allendie bij Hem schuilen.

32. Want wie is God behalve de Here,wie is een rots buiten onze God?

33. Die God, die mij met kracht omgordten mijn weg effen maakt;

34. die mijn voeten maakt als die der hindenen mij op mijn hoogten doet staan;

Lees verder hoofdstuk Psalmen 18