Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 17:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Een gebed van David.Hoor, Here, naar een rechtvaardige zaak,sla acht op mijn smeking;leen het oor aan mijn gebed,gesproken met onbedrieglijke lippen.

2. Laat het oordeel over mij van uw aangezicht uitgaan:uw ogen schouwen wat recht is.

3. Toetst Gij mijn hart, onderzoekt Gij des nachts,beproeft Gij mij, Gij vindt niets;wat ik ook bedenk, mijn mond overtreedt niet.

4. Wat betreft daden van mensen,naar het woord uwer lippen heb ik mij gewachtvoor de paden van de geweldenaar;

5. mijn treden hielden uw spoor,mijn schreden wankelden niet.

6. Ik roep U aan, omdat Gij, o God, mij antwoordt;neig uw oor tot mij, hoor naar mijn woord.

7. Maak uw gunstbewijzen wonderbaar,Verlosser van hendie voor tegenstanders schuilen bij uw rechterhand.

8. Bewaar mij als de appel van het oog,berg mij, in de schaduw van uw vleugelen,

9. voor de goddelozen die mij overweldigen,voor mijn doodsvijanden die mij omsingelen.

10. Zij sluiten hun vette (hart) toe,met hun mond spreken zij hovaardig;

Lees verder hoofdstuk Psalmen 17