hoofdstukken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
  123. 123
  124. 124
  125. 125
  126. 126
  127. 127
  128. 128
  129. 129
  130. 130
  131. 131
  132. 132
  133. 133
  134. 134
  135. 135
  136. 136
  137. 137
  138. 138
  139. 139
  140. 140
  141. 141
  142. 142
  143. 143
  144. 144
  145. 145
  146. 146
  147. 147
  148. 148
  149. 149
  150. 150

Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 148 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Hemel en aarde, looft de Here

1. Halleluja. Looft de Here in de hemel,looft Hem in den hoge.

2. Looft Hem, al zijn engelen,looft Hem, al zijn heerscharen.

3. Looft Hem, zon en maan,looft Hem, al gij lichtende sterren.

4. Looft Hem, hemel der hemelen,en gij wateren boven de hemel.

5. Dat zij de naam des Heren loven,want Hij gebood en zij waren geschapen;

6. Hij zette ze vast voor immer en altoos,Hij stelde hun een inzetting, die geen hunner overtreedt.

7. Looft de Here op de aarde,gij grote zeedieren en alle waterdiepten,

8. vuur en hagel, sneeuw en nevel,gij stormwind, die zijn woord volbrengt;

9. gij bergen en alle heuvelen,vruchtbomen en alle ceders;

10. gij wild gedierte en alle vee,wat kruipt en wat met vleugelen vliegt;

11. gij koningen der aarde en alle natiën,gij vorsten en alle richters der aarde;

12. gij jongelingen en ook maagden,gij ouden en jongen tezamen.

13. Dat zij de naam des Heren loven,want zijn naam alleen is verheven,zijn majesteit is over aarde en hemel.

14. Hij heeft voor zijn volk een hoorn verhoogd:een lofzang voor al zijn gunstgenoten,voor de kinderen Israëls,het volk dat nabij Hem is. Halleluja.