Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 146:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Halleluja. Loof de Here, mijn ziel.

2. Ik zal de Here loven, mijn leven lang,mijn God psalmzingen, zolang ik nog ben.

3. Vertrouwt niet op edelen,op een mensenkind, bij wie geen heil is;

4. gaat zijn adem uit, dan keert hij weder tot zijn aarde,te dien dage vergaan zijn plannen.

5. Welzalig hij, die de God van Jakob tot zijn hulpe heeft,wiens verwachting is op de Here, zijn God,

6. die hemel en aarde gemaakt heeft,de zee en al wat daarin is,die trouwe houdt tot in eeuwigheid;

7. die de verdrukten recht verschaft,die de hongerigen brood geeft.De Here maakt de gevangenen los,

8. de Here maakt de blinden ziende,de Here richt de gebogenen op,de Here heeft de rechtvaardigen lief;

9. de Here behoedt de vreemdelingen,wees en weduwe houdt Hij staande,maar de weg der goddelozen maakt Hij krom.

10. De Here is Koning voor eeuwig.Uw God, o Sion, is van geslacht tot geslacht. Halleluja.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 146