Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 144:4-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. De mens is gelijk aan een ademtocht,zijn dagen zijn als een voorbijglijdende schaduw.

5. Here, neig uw hemel en daal neder,raak de bergen aan, dat zij roken;

6. slinger uw bliksem en verstrooi hen,werp uw pijlen en breng hen in verwarring;

7. strek uw hand uit den hoge uit,bevrijd mij en red mij uit grote wateren,uit de macht der vreemden,

8. wier mond leugen spreekt,wier rechterhand een hand van bedrog is.

9. O God, een nieuw lied wil ik U zingen,met de tiensnarige harp wil ik U psalmzingen,

10. U, die de koningen de overwinning geeft,en David, uw knecht, bevrijdt van het boze zwaard.

11. Bevrijd en red mij uit de macht der vreemden,wier mond leugen spreekt,wier rechterhand een hand van bedrog is.

12. Dat onze zonen zijn als planten, hoog opgegroeid in haar jeugd,onze dochters als hoekzuilen,gebeeldhouwd als voor een paleis;

13. dat onze voorraadschuren gevuld zijn,leverende allerlei waren,dat onze kudden bij duizenden, bij tienduizendenzich vermeerderen op onze weiden;

14. dat onze runderen wèl dragen;dat er geen bres zij en geen vlucht,en geen geschreeuw op onze pleinen.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 144