Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 129:6-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. zij zullen zijn als gras op de daken,dat verdort, eer men het uittrekt,

7. waarmee de maaier zijn hand niet vult,noch de garvenbinder zijn arm;

8. zodat wie voorbijgaan, niet zeggen:Des Heren zegen zij met u,wij zegenen u in de naam des Heren.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 129