Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 119:8-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Uw inzettingen zal ik onderhouden;verlaat mij niet geheel en al.

9. Waarmede zal de jongeling zijn pad rein bewaren?Als hij dat houdt naar uw woord.

10. Ik zoek U met mijn ganse hart,laat mij niet van uw geboden afdwalen.

11. Ik berg uw woord in mijn hart,opdat ik tegen U niet zondige.

12. Geprezen zijt Gij, Here;leer mij uw inzettingen.

13. Met mijn lippen verkondig ikalle verordeningen van uw mond.

14. In de weg uwer getuigenissen verblijd ik mijals over allerlei rijkdom.

15. Uw bevelen zal ik overdenkenen op uw paden zal ik letten.

16. In uw inzettingen zal ik mij verlustigen,uw woord zal ik niet vergeten.

17. Doe wel aan uw knecht, dan zal ik levenen uw woord onderhouden.

18. Ontdek mijn ogen, opdat ik aanschouwede wonderen uit uw wet.

19. Ik ben een vreemdeling op aarde,verberg uw geboden niet voor mij.

20. Mijn ziel wordt verteerd van verlangennaar uw verordeningen te allen tijde.

21. Gij bedreigt de vervloekte overmoedigen,die van uw geboden afdwalen.

22. Wentel smaad en verachting van mij af,want ik bewaar uw getuigenissen.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 119