Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 119:79-95 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

79. Laten zich tot mij wenden wie U vrezen,en wie uw getuigenissen kennen.

80. Mijn hart zij onverdeeld in uw inzettingen,opdat ik niet beschaamd worde.

81. Mijn ziel smacht naar uw heil,op uw woord hoop ik;

82. mijn ogen smachten naar uw belofte:wanneer zult Gij mij vertroosten?

83. Hoewel ik ben geworden als een lederen zak in de rook,heb ik uw inzettingen niet vergeten.

84. Hoevele zullen de dagen van uw knecht zijn?Wanneer zult Gij aan mijn vervolgers gericht oefenen?

85. Overmoedigen hebben mij kuilen gegraven,zij, die niet leven naar uw wet.

86. Al uw geboden zijn trouw;onverdiend vervolgen zij mij, kom mij ter hulpe!

87. Bijna hebben zij mij op aarde verdelgd,maar ik heb uw bevelen niet verlaten.

88. Maak mij levend naar uw goedertierenheid,opdat ik de getuigenis van uw mond onderhoude.

89. Voor eeuwig, o Here,houdt uw woord stand in de hemelen.

90. Van geslacht tot geslacht is uw trouw,Gij hebt de aarde gegrond, zodat zij staat;

91. naar uw verordeningen staan zij heden ten dage,want zij alle zijn uw knechten.

92. Ware uw wet niet mijn verlustiging geweest,dan was ik vergaan in mijn ellende.

93. Nimmer zal ik uw bevelen vergeten,want door deze hebt Gij mij levend gemaakt.

94. Ik ben de uwe, verlos mij,want ik zoek uw bevelen.

95. Goddelozen loeren erop mij te verderven;ik geef acht op uw getuigenissen.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 119