Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 119:66-80 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

66. Leer mij goed onderscheiden en kennen,want ik stel vertrouwen in uw geboden.

67. Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik,maar nu onderhoud ik uw woord.

68. Gij zijt goed en goeddoende,leer mij uw inzettingen.

69. Overmoedigen wrijven mij leugens aan,ik houd uw bevelen van ganser harte.

70. Ongevoelig als vet is hun hart,maar ik verlustig mij in uw wet.

71. Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest,opdat ik uw inzettingen zou leren.

72. De wet van uw mond is mij beterdan duizenden stukken goud en zilver.

73. Uw handen hebben mij gemaakt en toebereid,geef mij verstand, opdat ik uw geboden lere.

74. Zij, die U vrezen, zien mij en verheugen zich,want ik hoop op uw woord.

75. Ik weet, o Here, dat uw oordelen gerechtigheid zijn,en dat Gij in trouw mij hebt verdrukt.

76. Laat uw goedertierenheid mij tot vertroosting zijnnaar uw belofte aan uw knecht.

77. Uw barmhartigheid kome over mij, opdat ik leve,want uw wet is mijn verlustiging.

78. Laten de overmoedigen beschaamd worden,omdat zij mij onverdiend verdrukten;ik overdenk uw bevelen.

79. Laten zich tot mij wenden wie U vrezen,en wie uw getuigenissen kennen.

80. Mijn hart zij onverdeeld in uw inzettingen,opdat ik niet beschaamd worde.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 119