Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 119:40-53 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

40. Zie, naar uw bevelen verlang ik,maak mij levend door uw gerechtigheid.

41. Dat uw goedertierenheid over mij kome, o Here,uw heil naar uw belofte;

42. opdat ik mijn smader iets hebbe te antwoorden,want ik vertrouw op uw woord.

43. Neem het woord der waarheid niet geheel van mijn mond,want uw verordeningen verbeid ik,

44. opdat ik uw wet bestendig onderhoude,voor altoos en immer.

45. Dan zal ik wandelen op ruime baan,want ik zoek uw bevelen.

46. Ook zal ik voor koningen over uw getuigenissen sprekenzonder mij te schamen.

47. Ik toch verlustig mij in uw geboden,die ik liefheb;

48. daarom hef ik mijn handen op naar uw geboden die ik liefheb,en overdenk ik uw inzettingen.

49. Gedenk het woord tot uw knecht,omdat Gij mij hoop hebt gegeven;

50. dit is mijn troost in mijn ellende,dat uw belofte mij levend maakt.

51. Hoezeer overmoedigen mij bespotten,van uw wet wijk ik niet.

52. Als ik denk aan uw verordeningen van ouds,o Here, dan ben ik getroost.

53. Verontwaardiging greep mij aan vanwege de goddelozen,die uw wet verlaten.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 119