Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 119:139-154 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

139. Mijn ijver verteert mij,omdat mijn tegenstanders uw woorden vergeten.

140. Uw woord is geheel gelouterd,uw knecht heeft het lief.

141. Ik ben klein en veracht,uw bevelen vergeet ik niet.

142. Uw gerechtigheid is gerechtigheid voor eeuwig,en uw wet is waarheid.

143. Treffen mij nood en verdrukking,dan zijn uw geboden mijn verlustiging.

144. Uw getuigenissen zijn gerechtigheid voor eeuwig;geef mij verstand, opdat ik leve.

145. Ik roep van ganser harte; antwoord mij, Here;uw inzettingen zal ik bewaren.

146. Ik roep U aan; verlos mij,dan zal ik uw getuigenissen onderhouden.

147. Vóór de morgenschemering roep ik om hulp,op uw woord hoop ik.

148. Vóór de nachtwaken beginnen,keren mijn ogen zich naar uw toezegging.

149. Hoor mijn stem, naar uw goedertierenheid; Here, maak mij levend naar uw recht.

150. Wie schanddaden najagen, zijn nabij,verre houden zij zich van uw wet;

151. nabij zijt Gij, o Here,en al uw geboden zijn waarheid.

152. Van oudsher weet ik uit uw getuigenissen,dat Gij ze voor eeuwig hebt vastgesteld.

153. Zie mijn ellende en red mij,want uw wet vergeet ik niet.

154. Voer mijn rechtsgeding en verlos mij,maak mij levend naar uw belofte.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 119