Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 119:112-121 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

112. Ik neig mijn hart om uw inzettingen te doen,voor altoos, ten einde toe.

113. Ik haat weifelaars,maar uw wet heb ik lief.

114. Gij zijt mijn schuilplaats en mijn schild,ik hoop op uw woord.

115. Wijkt van mij, gij boosdoeners,opdat ik de geboden van mijn God beware.

116. Schraag mij naar uw belofte, opdat ik leve,laat mij met mijn hoop niet beschaamd uitkomen.

117. Ondersteun mij, opdat ik verlost worde,dan zal ik mij in uw inzettingen bestendig verlustigen.

118. Gij verwerpt allen die van uw inzettingen afdwalen,want hun bedrog is ijdel.

119. Alle goddelozen der aarde doet gij weg als schuim,daarom heb ik uw getuigenissen lief.

120. Mijn vlees beeft van schrik voor U,ik vrees voor uw oordelen.

121. Ik heb recht en gerechtigheid gedaan,geef mij niet over aan mijn verdrukkers.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 119