Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 112:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Halleluja. Welzalig de man, die de Here vreest,die van harte lust heeft in zijn geboden.

2. Zijn nakroost zal machtig zijn op aarde,het geslacht der oprechten zal gezegend worden;

3. overvloed en rijkdom zijn in zijn huis,zijn gerechtigheid houdt voor immer stand.

4. Voor de oprechten gaat het Licht in de duisternis op,genadig en barmhartig en rechtvaardig.

5. Voorspoedig is de man die zich ontfermt en uitleent,die zijn zaken recht behartigt;

6. want hij zal nimmer wankelen,tot eeuwige gedachtenis zal de rechtvaardige zijn.

7. Voor een kwaad gerucht zal hij niet vrezen,zijn hart is gerust, vol vertrouwen op de Here;

8. zijn hart is standvastig, hij vreest niet,terwijl hij met vreugde op zijn vijanden ziet.

9. Hij deelt uit, hij geeft aan de armen,zijn gerechtigheid houdt voor immer stand,zijn hoorn verheft zich in ere.

10. De goddeloze ziet het en ergert zich,hij knarst met de tanden en wordt verteerd;de begeerte der goddelozen gaat teniet.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 112