Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 109:3-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. met woorden van haat omringen zij mijen zij bestrijden mij zonder oorzaak;

4. tot loon voor mijn liefde weerstaan zij mij,maar ik ben een en al gebed;

5. zij laden kwaad op mij in plaats van goed,en haat tot loon voor mijn liefde.

6. Stel een goddeloze als rechter over hem,een aanklager sta aan zijn rechterhand;

7. voor het gericht gedaagd, ga hij als schuldige uit,zijn gebed worde tot zonde;

8. mogen zijn dagen weinige zijn,moge een ander zijn ambt nemen;

Lees verder hoofdstuk Psalmen 109