Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 109:15-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. dat deze bestendig vóór de Here zijn,opdat Hij hun gedachtenis van de aarde verdelge;

16. omdat hij er niet aan dacht liefde te bewijzen,maar de ellendige, de arme en de versaagde van hartten dode toe vervolgde.

17. De vloek had hij lief – die kome over hem;de zegen wilde hij niet – die blijve verre van hem;

18. hij bekleedde zich met vloek als met zijn gewaad –die kome als water in zijn binnenste,als olie in zijn gebeente;

19. die zij hem als een kleed waarin hij zich hult,als een gordel die hij bestendig draagt.

20. Dit zij van de Here het loon van mijn belagers,en van hen die kwaad tegen mij spreken.

21. Maar Gij, Here Here, handel met mij om uws naams wil,red mij, want rijk is uw goedertierenheid;

22. want ik ben ellendig en arm,mijn hart is doorwond in mijn binnenste;

23. als een schaduw die zich verlengt, ga ik heen,als een sprinkhaan word ik afgeschud;

24. mijn knieën knikken van het vasten,mijn vlees is vermagerd, zonder vet;

25. daarom ben ik hun tot een smaad geworden;als zij mij zien, schudden zij het hoofd.

26. Help mij, Here, mijn God,verlos mij naar uw goedertierenheid,

27. opdat zij erkennen, dat dit uw hand is,dat Gij, o Here, het gedaan hebt.

28. Al vloeken zij – wil Gij zegenen;al verheffen zij zich – laat hen te schande worden,maar uw knecht moge zich verheugen.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 109