Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 107:33-40 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

33. Hij maakt stromen tot een woestijnen waterbronnen tot een dorstig land;

34. vruchtbaar land tot zoute grondwegens de boosheid van wie daar wonen;

35. Hij maakt de woestijn tot een waterpoelen dorstige grond tot waterbronnen.

36. Hongerigen doet Hij daar wonen,zij stichten er een stad ter woning,

37. zij bezaaien akkers en planten wijngaarden,die vrucht als opbrengst opleveren.

38. Hij zegent hen, zodat zij zeer talrijk worden,en hun vee laat Hij niet verminderen.

39. Dan verminderen zij en zinken wegdoor de druk van rampspoed en kommer.

40. Over de edelen giet Hij schande uit,Hij doet hen ronddolen in ongebaande wildernis.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 107