Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 106:7-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. Onze vaderen in Egypte sloegen geen acht op uw wonderen,zij gedachten niet aan uw talrijke gunstbewijzen,doch waren weerspannig bij de zee, bij de Schelfzee.

8. Maar Hij verloste hen om zijns naams wil,om zijn kracht bekend te maken.

9. Hij dreigde de Schelfzee, en zij verdroogde,Hij deed hen gaan door de waterdieptenals door een woestijn.

10. Hij verloste hen uit de macht van de hater,en bevrijdde hen uit de macht van de vijand;

11. want de wateren bedekten hun tegenstanders,niet één van hen bleef over.

12. Toen geloofden zij zijn woorden,zij zongen zijn lof.

13. Doch spoedig vergaten zij zijn dadenen wachtten niet op zijn raad;

14. zij werden met lust bevangen in de woestijnen verzochten God in de wildernis.

15. Hij gaf hun wat zij begeerden,maar henzelf deed Hij wegteren.

16. Zij waren afgunstig op Mozes in de legerplaats,op Aäron, de heilige des Heren.

17. De aarde opende zich en verslond Datan,zij bedekte de bende van Abiram.

18. Een vuur ontbrandde onder hun bende,een vlam verteerde de goddelozen.

19. Zij maakten een kalf bij Horeben bogen zich neer voor een gegoten beeld;

20. zij verruilden hun Eertegen het beeld van een rund dat gras eet.

21. Zij vergaten God, hun Verlosser,die grote dingen in Egypte gedaan had,

22. wonderen in het land van Cham,geduchte daden bij de Schelfzee.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 106