Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 105:4-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Vraagt naar de Here en zijn sterkte,zoekt zijn aangezicht bestendig.

5. Gedenkt aan de wonderen, die Hij heeft gedaan,zijn tekenen en de oordelen van zijn mond,

6. gij nakroost van Abraham, zijn knecht,gij kinderen van Jakob, zijn uitverkorenen.

7. Hij, de Here, is onze God,zijn oordelen gaan over de ganse aarde;

8. Hij gedenkt voor eeuwig aan zijn verbond,– het woord, dat Hij gebood aan duizend geslachten –

9. dat Hij met Abraham sloot,en aan zijn eed aan Isaak;

10. ook stelde Hij het voor Jakob tot een inzetting,voor Israël tot een eeuwig verbond,

11. toen Hij zeide: U zal Ik het land Kanaän gevenals het u toegemeten erfdeel.

12. Toen zij weinige mensen in getal waren,een kleine schare en vreemdelingen daarin,

13. en van volk tot volk trokken,van het ene koninkrijk tot de andere natie,

14. gedoogde Hij niet, dat enig mens hen verdrukte,en bestrafte Hij koningen om hunnentwil:

15. Raakt mijn gezalfden niet aan,en doet mijn profeten geen kwaad.

16. Toen Hij hongersnood opriep over het landen alle staf des broods verbrak,

17. zond Hij een man voor hen uit:Jozef werd als slaaf verkocht;

18. men knelde zijn voeten in boeien,hij kwam in de ijzers

19. tot de tijd, dat zijn woord uitkwam,de uitspraak des Heren hem in het gelijk stelde.

20. De koning zond heen en liet hem los,de heerser der volken maakte hem vrij;

Lees verder hoofdstuk Psalmen 105