39. Hij breidde een wolk uit tot bedekking,en vuur om de nacht te verlichten.
40. Zij vroegen, en Hij deed kwakkelen komen,met brood uit de hemel verzadigde Hij hen.
41. Hij opende de rots, en wateren vloeiden,zij stroomden door de dorre streken als een rivier;
42. want Hij gedacht aan zijn heilig woord,aan Abraham, zijn knecht.