Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 105:32-45 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

32. Hij maakte hun regens tot hagel,gaf laaiend vuur over hun land;

33. Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboomen verbrak het geboomte in hun gebied.

34. Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen,verslinders zonder tal;

35. zij aten al het groene kruid in hun landen aten de vrucht van hun akker.

36. Hij sloeg alle eerstgeborenen in hun land,de eerstelingen van hun ganse kracht.

37. Hij voerde hen uit met zilver en goud,en er was in hun stammen niemand die struikelde.

38. Egypte verheugde zich, toen zij uittrokken,want vrees voor hen was op hen gevallen.

39. Hij breidde een wolk uit tot bedekking,en vuur om de nacht te verlichten.

40. Zij vroegen, en Hij deed kwakkelen komen,met brood uit de hemel verzadigde Hij hen.

41. Hij opende de rots, en wateren vloeiden,zij stroomden door de dorre streken als een rivier;

42. want Hij gedacht aan zijn heilig woord,aan Abraham, zijn knecht.

43. Hij voerde zijn volk uit met blijdschap,zijn uitverkorenen met gejubel.

44. Hij gaf hun de landen der volken,zodat zij de arbeid der natiën beërfden,

45. opdat zij zijn inzettingen zouden onderhouden,en zijn wetten bewaren. Halleluja.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 105