Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 105:1-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Looft de Here, roept zijn naam aan,maakt onder de volken zijn daden bekend;

2. zingt Hem, psalmzingt Hem,gewaagt van al zijn wonderen.

3. Beroemt u in zijn heilige naam;het hart van wie de Here zoeken, verheuge zich.

4. Vraagt naar de Here en zijn sterkte,zoekt zijn aangezicht bestendig.

5. Gedenkt aan de wonderen, die Hij heeft gedaan,zijn tekenen en de oordelen van zijn mond,

6. gij nakroost van Abraham, zijn knecht,gij kinderen van Jakob, zijn uitverkorenen.

7. Hij, de Here, is onze God,zijn oordelen gaan over de ganse aarde;

8. Hij gedenkt voor eeuwig aan zijn verbond,– het woord, dat Hij gebood aan duizend geslachten –

9. dat Hij met Abraham sloot,en aan zijn eed aan Isaak;

10. ook stelde Hij het voor Jakob tot een inzetting,voor Israël tot een eeuwig verbond,

11. toen Hij zeide: U zal Ik het land Kanaän gevenals het u toegemeten erfdeel.

12. Toen zij weinige mensen in getal waren,een kleine schare en vreemdelingen daarin,

13. en van volk tot volk trokken,van het ene koninkrijk tot de andere natie,

Lees verder hoofdstuk Psalmen 105