Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 104:2-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

2. Hij hult Zich in het licht als in een mantel,Hij spant de hemel uit als een tentkleed,

3. Hij zoldert zijn opperzalen in de wateren,Hij maakt de wolken tot zijn wagen,Hij wandelt op de vleugelen van de wind.

4. Hij maakt de winden tot zijn boden,laaiend vuur tot zijn dienaren.

5. Hij heeft de aarde op haar grondslagen gevestigd,zodat zij nimmermeer wankelt.

6. De waterdiepte – Gij hebt haar als met een kleed bedekt,boven de bergen stonden de wateren;

7. zij vloden voor uw dreigen,zij haastten zich weg voor de stem van uw donder;

8. bergen rezen op, dalen zonken neerop de plaats waar Gij hun grondslag hebt gelegd.

9. Gij hebt een grens gesteld, die zij niet overschrijden:zij zullen de aarde niet weer bedekken.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 104