Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 104:16-29 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. De bomen des Heren worden verzadigd,de ceders van de Libanon, die Hij heeft geplant,

17. waar de vogels nestelen.Des ooievaars huis zijn de cypressen,

18. de hoge bergen zijn voor de steenbokken,de rotsen een schuilplaats voor de klipdassen.

19. Hij heeft de maan gemaakt voor de vaste tijden,de zon kent de tijd van haar ondergang.

20. Beschikt Gij duisternis, dan wordt het nacht,dan roert zich al het gedierte van het woud;

21. de jonge leeuwen brullen om roofen begeren hun spijze van God.

22. Gaat de zon op, dan trekken zij zich terugen leggen zich neer in hun holen.

23. De mens gaat dan uit tot zijn werk,en naar zijn arbeid tot de avond toe.

24. Hoe talrijk zijn uw werken, o Here,Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt;de aarde is vol van uw schepselen.

25. Daar is de zee, groot en wijd uitgestrekt,waarin gewemel is, zonder tal,kleine zowel als grote dieren;

26. daar gaan de schepen, de Leviatan,die Gij geformeerd hebt om ermee te spelen.

27. Zij alle wachten op U,dat Gij hun spijze geeft te rechter tijd;

28. geeft Gij hun die, zij zamelen op,opent Gij uw hand, zij worden met goed verzadigd;

29. verbergt Gij uw aangezicht, zij worden verdelgd,neemt Gij hun adem weg, zij stervenen keren weder tot hun stof;

Lees verder hoofdstuk Psalmen 104