Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 101:5-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. Wie zijn naaste heimelijk lastert,die zal ik verdelgen;wie hoog van ogen en trots van hart is,die duld ik niet.

6. Mijn ogen zijn op de getrouwen in den landeom bij mij te wonen;wie onberispelijk wandelt,die zal mij dienen.

7. In mijn huis zal geen bedrieger wonen;de leugenspreker zal niet bestaan voor mijn ogen.

8. Elke morgen zal ik verdelgenalle goddelozen des lands,en uit de stad des Heren uitroeienalle bedrijvers van ongerechtigheid.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 101