Oude Testament

Nieuwe Testament

Prediker 8:11-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. Omdat het vonnis over de boze daad niet aanstonds voltrokken wordt, daarom is het hart der mensenkinderen in hen begerig om kwaad te doen,

12. daar een zondaar honderdmaal kwaad doet en toch lang leeft. Nochtans weet ik, dat het de godvrezenden wel zal gaan, omdat zij voor Hem vrezen;

13. de goddeloze daarentegen zal het niet welgaan en hij zal zijn levensduur niet verlengen als de schaduw, omdat hij voor God niet vreest.

14. Er is een ijdel ding, dat op aarde geschiedt: er zijn rechtvaardigen, wie het gaat naar de verdienste der goddelozen en er zijn goddelozen, wie het gaat naar de verdienste der rechtvaardigen; ik zeide, dat ook dit ijdelheid is.

15. Daarom prees ik de vreugde, omdat er niets beters is voor de mens onder de zon dan te eten en te drinken en zich te verheugen; en dat begeleide hem bij al zijn zwoegen gedurende de levensdagen die God hem geeft onder de zon.

16. Toen ik mijn hart erop zette om wijsheid te leren kennen en om de bezigheid te aanschouwen, die op aarde geschiedt terwijl men noch bij dag noch bij nacht met zijn ogen de slaap te zien krijgt –

Lees verder hoofdstuk Prediker 8