Oude Testament

Nieuwe Testament

Prediker 5:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Wees niet overijld met uw mond, en uw hart haaste zich niet om een woord voor Gods aangezicht uit te spreken; want God is in de hemel en gij zijt op de aarde, laten daarom uw woorden weinige zijn.

2. Want gelijk de droom komt door veel bezigheid, zo dwaas gepraat door veel woorden.

3. Als gij God een gelofte gedaan hebt, talm er dan niet mee die in te lossen, want Hij heeft geen welgevallen aan de dwazen; wat gij beloofd hebt, moet gij inlossen.

4. Het is beter, dat gij niet belooft dan dat gij belooft en niet inlost.

5. Geef uw mond geen gelegenheid om u te doen zondigen, en zeg niet in tegenwoordigheid van de Godsgezant, dat het een vergissing was; waarom zou God vertoornd worden over uw woorden en het werk uwer handen verderven?

6. Want er zijn dromen in menigte, zo zijn er ook talrijke ijdele woorden; vrees echter God.

7. Indien gij onderdrukking van de arme en schending van recht en gerechtigheid opmerkt in het gewest, verbaas u daarover niet, want de ene hooggeplaatste loert op de ander en weer hogeren loeren op hen.

8. Een voordeel voor het land bij dit alles is een koning die de akkerbouw begunstigt.

9. Wie geld liefheeft, wordt van geld niet verzadigd, noch wie rijkdom liefheeft, van inkomsten. Ook dit is ijdelheid.

10. Bij het vermeerderen van het goed vermeerderen ook zij die het verteren; en wat is het gewin van de bezitter daarvan anders dan het toezien?

Lees verder hoofdstuk Prediker 5