Oude Testament

Nieuwe Testament

Prediker 2:7-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. ik kocht slaven en slavinnen, en daar werden er ook in mijn huis geboren; ook had ik een talrijk bezit aan runderen en kleinvee, meer dan allen die vóór mij te Jeruzalem geweest waren;

8. ik vergaderde mij ook zilver en goud, schatten van koningen en landschappen; ik verschafte mij zangers en zangeressen en dingen die de mensen bekoren, alle mogelijke genietingen.

9. Zo werd ik groter en rijker dan allen die vóór mij te Jeruzalem geweest waren; ondertussen bleef mijn wijsheid mij bij.

10. En niets dat mijn ogen wensten, ontzegde ik ze, noch hield ik mijn hart van enige vreugde terug, ja, mijn hart verheugde zich over al mijn zwoegen, en dit was wat al mijn gezwoeg mij opleverde.

11. Toen ik mij nu wendde tot alle werken die mijn handen hadden gewrocht, en tot het zwoegen waarmee ik mij had afgetobd om die te volbrengen – zie, alles was ijdelheid en najagen van wind, en er is geen voordeel onder de zon.

12. En ik wendde mij om wijsheid benevens verdwaasdheid en onverstand in ogenschouw te nemen, immers, hoe staat de mens die de koning opvolgen zal, tegenover wat deze al gedaan heeft?

13. Wel ontwaarde ik, dat de wijsheid haar voordeel heeft boven het onverstand, zoals het licht zijn voordeel heeft boven de duisternis:

Lees verder hoofdstuk Prediker 2