Oude Testament

Nieuwe Testament

Prediker 2:3-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. Ik stelde bij mijzelf een onderzoek in door mijn lichaam met wijn te verkwikken – terwijl mijn geest de leiding behield door de wijsheid – en het onverstand aan te hangen, totdat ik zou ontwaren, wat de mensenkinderen het beste kunnen doen onder de hemel gedurende de weinige dagen van hun leven.

4. Ik deed grote dingen: ik bouwde huizen, plantte wijngaarden,

5. legde hoven en parken aan en plantte daarin allerlei vruchtbomen,

6. ik groef watervijvers om daaruit een bos met jonge bomen te bevloeien;

7. ik kocht slaven en slavinnen, en daar werden er ook in mijn huis geboren; ook had ik een talrijk bezit aan runderen en kleinvee, meer dan allen die vóór mij te Jeruzalem geweest waren;

8. ik vergaderde mij ook zilver en goud, schatten van koningen en landschappen; ik verschafte mij zangers en zangeressen en dingen die de mensen bekoren, alle mogelijke genietingen.

Lees verder hoofdstuk Prediker 2