Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 8:1-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De Here sprak tot Mozes:

2. Spreek tot Aäron en zeg tot hem: Wanneer gij de lampen opstelt, moeten de zeven lampen haar licht doen vallen op de voorzijde van de kandelaar.

3. En Aäron deed alzo; aan de voorzijde van de kandelaar stelde hij de lampen daarvan op, zoals de Here Mozes geboden had.

4. En aldus was de kandelaar gemaakt: van gedreven goud; zowel wat zijn schacht als wat zijn bloesemversiering betreft, was hij gedreven werk; overeenkomstig het voorbeeld dat de Here hem had getoond, had Mozes de kandelaar gemaakt.

5. En de Here sprak tot Mozes:

6. Neem de Levieten uit de Israëlieten en reinig hen.

7. Aldus zult gij met hen handelen om hen te reinigen: sprenkel op hen ontzondigingswater, daarna moeten zij een scheermes over hun gehele lichaam laten gaan en hun klederen wassen, opdat zij gereinigd worden.

8. Dan zullen zij een jonge stier nemen met het bijbehorend spijsoffer, fijn meel aangemaakt met olie, en een tweede jonge stier zult gij nemen tot een zondoffer.

9. Vervolgens zult gij de Levieten doen naderen vóór de tent der samenkomst, en de gehele vergadering der Israëlieten samenroepen.

10. Hebt gij de Levieten voor het aangezicht des Heren doen naderen, dan zullen de Israëlieten de Levieten de handen opleggen,

11. en Aäron zal de Levieten bewegen als een beweegoffer uit de Israëlieten voor het aangezicht des Heren, en zij zullen bestemd zijn om de dienst des Heren te verrichten.

Lees verder hoofdstuk Numeri 8