Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 7:74-85 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

74. één schaal van tien sikkels goud, gevuld met reukwerk;

75. één jonge stier, één ram en één éénjarig schaap tot een brandoffer;

76. één geitebok tot een zondoffer;

77. en tot een vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf éénjarige schapen. Dit was de offergave van Pagiël, de zoon van Okran.

78. Op de twaalfde dag de vorst der Naftalieten, Achira, de zoon van Enan.

79. Zijn offergave bestond uit één zilveren schotel, honderd dertig sikkels in gewicht, en één zilveren sprengbekken van zeventig sikkels, naar de heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie, tot een spijsoffer;

80. één schaal van tien sikkels goud, gevuld met reukwerk;

81. één jonge stier, één ram en één éénjarig schaap tot een brandoffer;

82. één geitebok tot een zondoffer;

83. en tot een vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf éénjarige schapen. Dit was de offergave van Achira, de zoon van Enan.

84. Dit was de wijdingsgave voor het altaar op de dag dat het gezalfd werd, geschonken door de vorsten van Israël: twaalf zilveren schotels, twaalf zilveren sprengbekkens, twaalf gouden schalen,

85. honderd dertig sikkels zilver elke schotel, en zeventig elk sprengbekken; al het zilver der vaten bedroeg tweeduizend vierhonderd sikkels, naar de heilige sikkel;

Lees verder hoofdstuk Numeri 7