Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 7:10-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. Ook brachten de vorsten een wijdingsgave voor het altaar, op de dag dat het gezalfd werd; de vorsten brachten hun offergave vóór het altaar.

11. En de Here zeide tot Mozes: laat op elke dag één vorst zijn offergave voor de inwijding van het altaar brengen.

12. Die nu op de eerste dag zijn offergave bracht, was Nachson, de zoon van Amminadab, van de stam van Juda.

13. Zijn offergave bestond uit één zilveren schotel, honderd dertig sikkels in gewicht, en één zilveren sprengbekken van zeventig sikkels, naar de heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie, tot een spijsoffer;

14. één schaal van tien sikkels goud, gevuld met reukwerk;

15. één jonge stier, één ram en één éénjarig schaap tot een brandoffer;

16. één geitebok tot een zondoffer;

17. en tot een vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf éénjarige schapen. Dit was de offergave van Nachson, de zoon van Amminadab.

18. Op de tweede dag bracht Netanel, de zoon van Suar, de vorst van Issakar, zijn offergave.

Lees verder hoofdstuk Numeri 7