Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 6:19-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. De priester zal de schouder van de ram nemen, nadat deze gekookt is, en één ongezuurde koek uit de korf, met één ongezuurde dunne koek, en deze leggen op de handpalmen van de nazireeër, nadat deze zich het haar van zijn nazireeërschap heeft afgeschoren;

20. vervolgens zal de priester deze voor het aangezicht des Heren bewegen als een beweegoffer; het zal een heiligheid voor de priester zijn, met de beweegborst en de hefschenkel. Eerst daarna zal de nazireeër wijn mogen drinken.

21. Dit is de wet aangaande de nazireeër. Hetgeen hij als offergave de Here belooft op grond van zijn nazireeërschap, behalve datgene waartoe hij in staat is, overeenkomstig zijn gelofte die hij belooft, aldus zal hij doen overeenkomstig de wet op zijn nazireeërschap.

22. De Here nu sprak tot Mozes:

23. Spreek tot Aäron en zijn zonen: Zó zult gij de Israëlieten zegenen:

24. De Here zegene u en behoede u;

25. de Here doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig;

26. de Here verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede.

Lees verder hoofdstuk Numeri 6