Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 36:1-3 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De familiehoofden van het geslacht der zonen van Gilead, de zoon van Makir, de zoon van Manasse, uit de geslachten der zonen van Jozef, naderden en spraken in tegenwoordigheid van Mozes en van de vorsten, de familiehoofden der Israëlieten,

2. en zeiden: De Here heeft mijn heer geboden het land door het lot de Israëlieten ten erfdeel te geven, en door de Here is aan mijn heer geboden het erfdeel van onze broeder Selofchad aan zijn dochters te geven.

3. Mochten zij nu huwen met iemand van de zonen van de (andere) stammen der Israëlieten, dan zou haar erfdeel van het erfdeel onzer vaderen afgenomen worden en bij het erfdeel van de stam gevoegd, waartoe zij dan zouden behoren, maar van het door het lot ons toegewezen erfdeel zou het worden afgenomen.

Lees verder hoofdstuk Numeri 36