Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 34:19-29 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. Dit zijn de namen van die mannen: voor de stam Juda Kaleb, de zoon van Jefunne;

20. voor de stam der Simeonieten Semuël, de zoon van Ammihud;

21. voor de stam Benjamin Elidad, de zoon van Kislon;

22. voor de stam der Danieten een vorst, Bukki, de zoon van Jogli;

23. voor de zonen van Jozef, voor de stam der Manassieten een vorst, Channiël, de zoon van Efod;

24. voor de stam der Efraïmieten een vorst, Kemuël, de zoon van Siftan;

25. voor de stam der Zebulonieten een vorst, Elisafan, de zoon van Parnak;

26. voor de stam der Issakarieten een vorst, Paltiël, de zoon van Azzan;

27. voor de stam der Aserieten een vorst, Achihud, de zoon van Selomi;

28. voor de stam der Naftalieten een vorst, Pedaël, de zoon van Ammihud.

29. Dit zijn degenen aan wie de Here gebood een erfdeel aan de Israëlieten toe te wijzen in het land Kanaän.

Lees verder hoofdstuk Numeri 34