Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 34:15-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. Twee en een halve stam hebben hun erfdeel reeds ontvangen aan de overzijde van de Jordaan tegenover Jericho, in het oosten, naar de kant, waar de zon opgaat.

16. En de Here sprak tot Mozes:

17. Dit zijn de namen der mannen, die u het land ten erfdeel zullen toewijzen: de priester Eleazar en Jozua, de zoon van Nun.

18. Voorts zult gij uit elke stam één vorst nemen om het land ten erfdeel toe te wijzen.

19. Dit zijn de namen van die mannen: voor de stam Juda Kaleb, de zoon van Jefunne;

20. voor de stam der Simeonieten Semuël, de zoon van Ammihud;

21. voor de stam Benjamin Elidad, de zoon van Kislon;

22. voor de stam der Danieten een vorst, Bukki, de zoon van Jogli;

23. voor de zonen van Jozef, voor de stam der Manassieten een vorst, Channiël, de zoon van Efod;

24. voor de stam der Efraïmieten een vorst, Kemuël, de zoon van Siftan;

25. voor de stam der Zebulonieten een vorst, Elisafan, de zoon van Parnak;

26. voor de stam der Issakarieten een vorst, Paltiël, de zoon van Azzan;

27. voor de stam der Aserieten een vorst, Achihud, de zoon van Selomi;

Lees verder hoofdstuk Numeri 34