Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 34:12-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Dan zal de grens naar de Jordaan afdalen en haar eindpunt zal de Zoutzee zijn. Dit zal uw land zijn naar zijn grenzen rondom.

13. En Mozes gebood de Israëlieten: Dit is het land, dat gij elkander door het lot als erfdeel zult toewijzen, hetwelk de Here geboden heeft aan negen en een halve stam te geven.

14. Want de stam der Rubenieten naar hun families en de stam der Gadieten naar hun families hebben hun erfdeel reeds ontvangen; ook heeft de halve stam van Manasse het ontvangen.

15. Twee en een halve stam hebben hun erfdeel reeds ontvangen aan de overzijde van de Jordaan tegenover Jericho, in het oosten, naar de kant, waar de zon opgaat.

16. En de Here sprak tot Mozes:

17. Dit zijn de namen der mannen, die u het land ten erfdeel zullen toewijzen: de priester Eleazar en Jozua, de zoon van Nun.

18. Voorts zult gij uit elke stam één vorst nemen om het land ten erfdeel toe te wijzen.

19. Dit zijn de namen van die mannen: voor de stam Juda Kaleb, de zoon van Jefunne;

20. voor de stam der Simeonieten Semuël, de zoon van Ammihud;

21. voor de stam Benjamin Elidad, de zoon van Kislon;

22. voor de stam der Danieten een vorst, Bukki, de zoon van Jogli;

23. voor de zonen van Jozef, voor de stam der Manassieten een vorst, Channiël, de zoon van Efod;

24. voor de stam der Efraïmieten een vorst, Kemuël, de zoon van Siftan;

25. voor de stam der Zebulonieten een vorst, Elisafan, de zoon van Parnak;

26. voor de stam der Issakarieten een vorst, Paltiël, de zoon van Azzan;

27. voor de stam der Aserieten een vorst, Achihud, de zoon van Selomi;

28. voor de stam der Naftalieten een vorst, Pedaël, de zoon van Ammihud.

Lees verder hoofdstuk Numeri 34