Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 33:45-56 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

45. Zij braken op van de puinhopen en legerden zich te Dibon-Gad.

46. Zij braken op van Dibon-Gad en legerden zich te Almon-Diblataïm.

47. Zij braken op van Almon-Diblataïm en legerden zich in het gebergte Abarim tegenover Nebo.

48. Zij braken op van het gebergte Abarim en legerden zich in de velden van Moab bij de Jordaan tegenover Jericho;

49. zij legerden zich langs de Jordaan van Bet-Hajjesimot af tot Abel-Hassittim toe in de velden van Moab.

50. En de Here sprak tot Mozes in de velden van Moab bij de Jordaan van Jericho:

51. Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: Wanneer gij de Jordaan overtrekt naar het land Kanaän,

52. dan zult gij al de bewoners van het land voor uw aangezicht verdrijven en al hun beeldhouwwerk vernietigen; ook zult gij al hun gegoten beelden vernietigen en al hun hoogten verwoesten.

53. Gij zult het land in bezit nemen en daarin wonen, want aan u heb Ik het land gegeven om het in bezit te nemen.

54. Dan zult gij het land door het lot onder elkander als erfdeel toewijzen naar uw geslachten: voor een groot (geslacht) zult gij het erfdeel groot maken, en voor een klein zult gij het erfdeel klein maken; waarop voor hen het lot valt, dat zal ieders eigendom zijn; naar de stammen uwer vaderen zult gij onder elkander het erfdeel toewijzen.

55. Maar indien gij de bewoners van het land voor uw aangezicht niet verdrijft, dan zullen degenen die gij van hen over laat, tot dorens in uw ogen en tot prikkels in uw zijden zijn, en zij zullen u benauwen in het land waarin gij woonachtig zijt.

56. Dan zal Ik met u doen, gelijk Ik gedacht had met hen te doen.

Lees verder hoofdstuk Numeri 33