Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 33:40-49 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

40. Toen hoorde de Kanaäniet, de koning van Arad, die in het Zuiderland in het land Kanaän woonde, dat de Israëlieten in aantocht waren.

41. En zij braken op van de berg Hor en legerden zich te Salmona.

42. Zij braken op van Salmona en legerden zich te Punon.

43. Zij braken op van Punon en legerden zich te Obot.

44. Zij braken op van Obot en legerden zich bij de puinhopen van Abarim in het gebied van Moab.

45. Zij braken op van de puinhopen en legerden zich te Dibon-Gad.

46. Zij braken op van Dibon-Gad en legerden zich te Almon-Diblataïm.

47. Zij braken op van Almon-Diblataïm en legerden zich in het gebergte Abarim tegenover Nebo.

48. Zij braken op van het gebergte Abarim en legerden zich in de velden van Moab bij de Jordaan tegenover Jericho;

49. zij legerden zich langs de Jordaan van Bet-Hajjesimot af tot Abel-Hassittim toe in de velden van Moab.

Lees verder hoofdstuk Numeri 33