Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 32:12-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. behalve Kaleb, de zoon van Jefunne, de Kenizziet, en Jozua, de zoon van Nun, omdat dezen de Here volkomen volgden.

13. Daarom ontbrandde de toorn des Heren tegen Israël, zodat Hij hen veertig jaren in de woestijn liet omzwerven, totdat het gehele geslacht dat kwaad gedaan had in de ogen des Heren, zijn einde gevonden had.

14. En zie, nu staat gij op in de plaats van uw vaderen, een menigte van zondige mannen, om de brandende toorn des Heren over Israël nog te vergroten.

15. Indien gij u van Hem afkeert, dan zal Hij het nog langer in de woestijn laten en gij zult over dit gehele volk verderf brengen.

16. Maar zij traden op hem toe en zeiden: Wij willen hier schaapskooien bouwen voor ons vee en steden voor onze kinderen,

17. maar wijzelf zullen ons toerusten, ons voortspoedende in de voorhoede van de Israëlieten, totdat wij hen op hun plaats gebracht hebben; onderwijl zullen onze kinderen in de vestingsteden wonen wegens de inwoners des lands;

18. wij zullen naar onze huizen niet terugkeren, totdat ieder van de Israëlieten zijn erfdeel verworven heeft;

19. want wij willen met hen geen erfdeel verwerven aan de overzijde van de Jordaan en verder, wanneer ons erfdeel ons ten deel valt over de Jordaan, aan de kant, waar de zon opgaat.

20. Toen zeide Mozes tot hen: Indien gij dit zult doen, indien gij u voor het aangezicht des Heren ten strijde zult toerusten,

21. en ieder van u, die toegerust is, voor het aangezicht des Heren over de Jordaan zal trekken, totdat Hij zijn vijanden van zijn aangezicht verdreven heeft,

22. zodat het land voor het aangezicht des Heren ten onder gebracht is, en gij daarna terugkeert, dan zult gij vrij staan tegenover de Here en tegenover Israël, en dan zal dit land voor u zijn tot een bezitting voor het aangezicht des Heren.

23. Maar doet gij aldus niet, zie, dan zondigt gij tegen de Here, en gij zult gewaar worden, dat uw zonde u vinden zal.

Lees verder hoofdstuk Numeri 32