Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 3:37-49 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

37. eveneens voor de pilaren van de voorhof rondom, de voetstukken, de pinnen en de touwen daarvan.

38. Voorts legerden zich vóór de tabernakel aan de oostzijde, vóór de tent der samenkomst aan de kant, waar de zon opgaat, Mozes en Aäron en diens zonen, die de zorg hadden voor het heiligdom namens de Israëlieten; maar de onbevoegde, die naderde, moest ter dood gebracht worden.

39. Al de getelden der Levieten, die Mozes met Aäron naar het bevel des Heren naar hun geslachten telde, allen van het mannelijk geslacht, van één maand oud en daarboven, waren tweeëntwintigduizend.

40. Toen zeide de Here tot Mozes: Tel alle mannelijke eerstgeborenen der Israëlieten van één maand oud en daarboven, en neem het aantal hunner namen op,

41. en gij zult voor Mij de Levieten nemen – Ik ben de Here – in plaats van alle eerstgeborenen onder de Israëlieten, evenals het vee der Levieten in plaats van alle eerstgeborenen onder het vee der Israëlieten.

42. Toen telde Mozes, zoals de Here hem geboden had, alle eerstgeborenen onder de Israëlieten.

43. Alle mannelijke eerstgeborenen, overeenkomstig het aantal namen, van één maand oud en daarboven, bleken bij telling te zijn tweeëntwintigduizend tweehonderd drieënzeventig.

44. Toen sprak de Here tot Mozes:

45. Neem de Levieten in plaats van alle eerstgeborenen onder de Israëlieten, evenals het vee der Levieten in plaats van hun vee, opdat de Levieten mijn eigendom zijn; Ik ben de Here.

46. Als losgeld voor de tweehonderd drieënzeventig eerstgeborenen der Israëlieten, die het getal der Levieten te boven gaan,

47. zult gij voor ieder per hoofd vijf sikkels nemen, naar de heilige sikkel zult gij het nemen – deze sikkel is twintig gera –

48. en dat geld zult gij aan Aäron en zijn zonen geven als het losgeld voor diegenen onder hen, die het getal (der Levieten) te boven gaan.

49. Toen nam Mozes het losgeld van degenen die het getal van hen, die door de Levieten waren losgekocht, te boven gingen;

Lees verder hoofdstuk Numeri 3