Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 3:25-36 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

25. De Gersonieten nu hadden bij de tent der samenkomst, zowel tabernakel als tent, de zorg voor de dakbedekking, het voorhangsel voor de ingang van de tent der samenkomst,

26. de gordijnen van de voorhof en het voorhangsel voor de ingang van de voorhof, die rondom de tabernakel en het altaar was, en de daarbij behorende touwen, naar alles wat daaraan te doen was.

27. Tot Kehat behoorde het geslacht der Amramieten, dat der Jisharieten, dat der Chebronieten en dat der Uzziëlieten; dit waren de geslachten der Kehatieten.

28. Hun getelden, overeenkomstig het aantal van allen die van het mannelijk geslacht waren, van één maand oud en daarboven, waren achtduizend zeshonderd: zij hadden de zorg voor het heilige.

29. De geslachten der Kehatieten legerden zich langs de tabernakel aan de zuidzijde.

30. En het familiehoofd van de geslachten der Kehatieten was Elisafan, de zoon van Uzziël.

31. Zij hadden de zorg voor de ark, de tafel, de kandelaar, de altaren, het heilige gerei, waarmede men de dienst verrichtte, het voorhangsel en alles wat daaraan te doen was.

32. Het opperste hoofd nu der Levieten was Eleazar, de zoon van de priester Aäron, die het opzicht had over hen, die de zorg hadden voor het heilige.

33. Tot Merari behoorde het geslacht der Machlieten en dat der Musieten; dit waren de geslachten van Merari.

34. Hun getelden, overeenkomstig het aantal van allen die van het mannelijk geslacht waren, van één maand oud en daarboven, waren zesduizend tweehonderd.

35. En het familiehoofd der geslachten van Merari was Suriël, de zoon van Abichaïl. Zij legerden zich langs de tabernakel aan de noordzijde.

36. Aan de Merarieten was opgedragen de zorg voor de planken van de tabernakel, zijn balken, zijn pilaren, zijn voetstukken, al zijn gerei en alles wat daaraan te doen was,

Lees verder hoofdstuk Numeri 3