Oude Testament

Nieuwe Testament

Numeri 3:20-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

20. En de zonen van Merari naar hun geslachten waren Machli en Musi. Dit zijn de geslachten der Levieten naar hun families.

21. Tot Gerson behoorde het geslacht der Libnieten en dat der Simieten; dit waren de geslachten der Gersonieten.

22. Hun getelden, overeenkomstig het aantal van allen die van het mannelijk geslacht waren, van één maand oud en daarboven, waren zevenduizend vijfhonderd.

23. De geslachten der Gersonieten legerden zich achter de tabernakel aan de westzijde.

24. En het familiehoofd der Gersonieten was Eljasaf, de zoon van Laël.

25. De Gersonieten nu hadden bij de tent der samenkomst, zowel tabernakel als tent, de zorg voor de dakbedekking, het voorhangsel voor de ingang van de tent der samenkomst,

26. de gordijnen van de voorhof en het voorhangsel voor de ingang van de voorhof, die rondom de tabernakel en het altaar was, en de daarbij behorende touwen, naar alles wat daaraan te doen was.

27. Tot Kehat behoorde het geslacht der Amramieten, dat der Jisharieten, dat der Chebronieten en dat der Uzziëlieten; dit waren de geslachten der Kehatieten.

28. Hun getelden, overeenkomstig het aantal van allen die van het mannelijk geslacht waren, van één maand oud en daarboven, waren achtduizend zeshonderd: zij hadden de zorg voor het heilige.

29. De geslachten der Kehatieten legerden zich langs de tabernakel aan de zuidzijde.

30. En het familiehoofd van de geslachten der Kehatieten was Elisafan, de zoon van Uzziël.

Lees verder hoofdstuk Numeri 3